Katalin Varga: Odyssee naar wat dorpen verderop
Er is weinig Engels aan Katalin Varga. Dat klinkt op zich al als een vreemde opmerking over een Oostblok-film waarin een vrouw met paard en wagen door het landschap trekt. Hoofddoek om haar hoofd gebonden, kind aan haar zij, heuvels aan de horizon. Hoe authentiek en lokaal wil je het hebben? En toch is alles aan het brein ontsproten van de Engelse regisseur Peter Strickland. Hij draaide zijn debuut in een kleine drie weken bij elkaar. De erfenis van een overleden oom zorgde voor het budget, een Hongaars toneelgezelschap vormde zijn cast en het Roemeense landschap kwam goed van pas als setting. En dat nog wel zonder gehinderd te worden door zijn beperkte kennis van beide talen.
Zo sympathiek en liefdevol als de ontstaansgeschiedenis overkomt, zo wrang en onheilspellend is het sprookje dat Katalin Varga vertelt. Een ‘klein’ verhaal over een te vereffen rekening. De titelheldin, de vrouw op de wagen, is namelijk onderweg. En ze zint op wraak. Het noodlot weerklinkt al uit hoeken en kieren. Nog voor je ook maar weet wat de koelbloedige Katalin van plan is of wat er überhaupt eigenlijk speelt, stapelen de betekenisvolle beelden en geluiden zich alvast op. De Tarkovski verwijzingen zijn letterlijk niet van de dun bewolkte lucht. Een synthesizer-achtige klaagzang zet de toon. Er wordt gedanst en gevreeën bij het brandende hout, bergtoppen zijn gehuld in nevelen. Kortom, mysteries in het achterland.
Een piepend hekje
Al dan niet bewust gaat regisseur Strickland daarin behendig om met zijn ‘taalprobleem’. De mysterieuze en sprookjesachtige sfeer wordt namelijk ingepakt in een taal die breder is op te vatten dan (slechts) gesproken woord. Een minstens zo grote rol is weggelegd voor soundscapes, geluiden, muziekstukken die telkens reageren op de omgeving en de situatie. Hier en daar speelt het zelfs in op het voor buitenstaanders toch al exotisch klinkende Hongaars/ Roemeens. Bijvoorbeeld wanneer er gefluisterd wordt en de woorden een geluid op zich vormen. Of wanneer een piepend en heen en weer gaand hekje sluw maar aangenaam een derde stem in een dialoog opeist.
Katalin Varga is grotendeels opgebouwd uit zulke intrigerende voorstellingen. En toch is Stricklands feilloze gevoel voor een in nevelen gehuld, sprookjesachtig karakter ook de reden dat zijn film bijna oplost. In de zelf gecreëerde mist. Want wat in het begin een trukendoos aan onuitgelegde beelden en geluiden lijkt, blijkt pas echt betekenis te hebben als het rookgordijn verdwijnt. Na de spanningsopbouw, worden dan opeens duidelijke beweegredenen zichtbaar. En die waren hard nodig om in te zien dat dit niet een of andere gekunstelde en pretentieuze arthouse flick is, maar slechts een kwestie van een iets later geïntroduceerd gezichtspunt.
Vanaf dat moment, dat Katalins getekende blik overal zijn duidelijke stempel opdrukt, kun je zonder vraagtekens met haar mee op reis. Een reis naar een paar dorpen verderop. De weg naar wraak langs velden, een naderende storm en het bos dat plots echt eng is. Verder via geitenhoeders en zinderend in een roeiboot. En achteraf, nou ja, dat de kar het eerste half uur iets minder hard getrokken wordt, dat zat dan misschien in de planning. Want je moet het de debuterende Strickland toch maar nageven, tot na de aftiteling galmt het door in je hoofd. Ook dat is een soundscape.
Deze recensie verscheen eerder op de site van Film1.