Alamar: Ongemerkt ouder worden
Ooit was er Storm Boy. Een Australische ‘kinder’film uit de jaren zeventig, al hadden we daar geen idee van, we wisten niet eens hoe de film heette. We waren naar een leeg lokaal van de basisschool gebracht en de hoofdmeester projecteerde de film op de achterkant van een wereldkaart. Waar het allemaal over ging bleef nogal vaag. Iets met een jongetje en een pelikaan en een oude man (vader?). Het jongetje liep maar over het strand en het weer was altijd grauw. Of hij nou iets zocht of iets miste werd me niet duidelijk. Er gebeurde niks. Soms kwam hij die vogel tegen. Op een gegeven moment zat hij in een hut of een soort houten strandhuisje. Weer was die oude man erbij... Ik moet de film helemaal gezien hebben, maar ik kan er niets meer over navertellen behalve die paar beelden.
Als je onze gapende blikken van toen erbij denkt, klinkt het niet echt flatteus om te zeggen dat Pedro González-Rubio’s Alamar een déjà vu oproept. Dat vraagt dan ook meteen om verduidelijking: geen déjà vu vanwege de verveling die ik als tienjarige voelde bij Storm Boy, maar vanwege de inmiddels gestolde, nostalgische herinnering aan die film op de achterkant van de wereldkaart, opgebouwd uit een paar herhaalde beelden die jarenlang zijn blijven rondspoken: lopen over het strand, de golven, die grote witte vogel, dat jongetje met heimwee (al heb ik dat er dus misschien helemaal zelf bij bedacht).
De documentair aandoende beelden in Alamar lijken niet veel anders. Spaarzame handelingen die terugkomen, met een jongetje aan zee. Kant-en-klare nostalgie. Dit keer geen Australië maar de Mexicaans-Caraïbische kust. Boten en huizen zijn blauw of geel geschilderd, exotische bloemen groeien bij het strand en de lucht miezert niet maar wordt ’s avonds donker in het paars. De vijfjarige Natan is er met zijn vader en zijn opa en we zien ze niet veel meer doen dan vis vangen, barracuda’s schoonmaken of stil kijken naar Blanquita de witte vogel (dit keer geen pelikaan maar een Bulbucus Ibis) die langzaam door hun huis loopt, midden in de zee.
Voor de laatste keer
Het klein beetje verhaal (zou je het verhaal kunnen noemen, context?) dat vooraf wordt verteld, is genoeg om alle terloopsheid gewicht te geven: de kleine gebeurtenissen die te zien zijn, zijn de laatste die Natan met zijn Mexicaanse vader doorbrengt voordat hij voorgoed met zijn Italiaanse moeder in Rome gaat wonen. Daar wordt nergens huilerig over gedaan, dat wordt hier gewoon gebracht als feit. Het is een klein gegeven, maar gaandeweg een steeds pijnlijkere. González-Rubio vermijdt grote uitspraken over loslaten, opgroeien, weggaan en al niet meer. Zo zwaar lijkt het allemaal niet bedoeld te zijn. En toch is het schrobben van een boot, het vangen van de vis of het kijken naar een boeg behoorlijk melancholisch, als je weet dat het voor de laatste keer is.
Alamar is eigenlijk nog voor de aftiteling verworden tot een herinnering. Na zeventig minuten ode aan het koraalrif Banco Chinchorro, met overal het geluid van water, valt voor iedereen het naderende afscheid zwaar. Plotloos en natuurkrachtig, alsof niemand acteert en niemand het in scène heeft gezet. Een kinderfilm voor volwassenen, maar net zo goed een volwassen film voor kinderen. Om doorheen te gapen of de titel te vergeten, en dan jaren later weer weemoedig op terug te kijken.
Deze recensie is eerder verschenen op de site van Film1.